Historie

Geschiedenis_Visie-Kunstliefde.jpg
 

Kunstliefde kent een lange geschiedenis die teruggrijpt op het Zadelaarsgilde uit het midden van de 14e eeuw, het 17e eeuwse Lucasgilde voor schilders en beeldsnijders en het 18e eeuwse Schilderscollege met zijn Stadstekenacademie. Als opvolger van het noodlijdende Schilderscollege werd in 1807 door twee oud-bestuursleden, Wonder en Kobell, een nieuw 'modern tekengezelschap naar het geklede model'opgericht, in 1814 herdoopt tot Schilder- en Tekenkundig Genootschap Kunstliefde.

De Utrechtse School vierde hoogtij met stillevens, landschappen en genrestukken. In 1857 werd de eerste van de jaarlijks terugkerende tentoonstellingen van schilderijen van leden georganiseerd. In 1873 werd het Museum Kunstliefde in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen geopend, waarna de collectie zo hard groeide dat al 16 jaar later een nieuwe behuizing moest worden gevonden aan de Oudegracht.

Het genootschap sloot zich in die tijd steeds meer af van nieuwe kunstrichtingen en veel leden stapten daarom op. Kunstliefde kwam in financiële problemen en in 1918 werd besloten om de collectie te verkopen. Een deel van die collectie kwam via aankoop door de Gemeente Utrecht, later terecht in het Centraal Museum. De problemen bleven echter groeien en in 1929 stelde het bestuur daarom maar voor om het genootschap op te heffen. Dit leidde tot sterk verzet van de jongere leden, een nieuw bestuur en een nieuw elan. In 1939 werd het huidige pand aan de Nobelstraat 12 A betrokken.

Na de 'stille' oorlogsjaren kwam het Kunstliefdeleven in 1945 weer snel op gang: met een eerste tentoonstelling in september. Daarna ontwikkelde Kunstliefde zich met verschillende ups en downs, die mede verband hielden met het culturele overheidsbeleid in de naoorlogse jaren, tot het veelkleurige en actieve Genootschap Kunstliefde van nu.

De Expositieruimte